Van doolhof naar toegankelijk museum met ‘gelaagd nationaal verhaal’: Prinsenhof in Delft wordt voor 38 miljoen verbouwd

Wie het museum niet kent, loopt er makkelijk aan voorbij. De ingang: een laag poortje in een op het eerste gezicht geheel gesloten voorgevel van een voormalig klooster. Als je het poortje wel ziet, en er onderdoor loopt, kun je nog steeds de entree missen door per ongeluk rechtdoor te wandelen, de vroegere kloostertuin in. De entree is een onopvallende deur meteen om de hoek, waarna je eerst in een halletje komt, en daarna pas in een groter vertrek met ticketbalie en museumwinkel.

Maar dat gaat veranderen, nu donderdagavond de gemeenteraad van Delft heeft ingestemd met de ‘Businesscase Renovatie en Restauratie Prinsenhof Delft’. Het besluit betekent dat Delft 18 miljoen euro bijdraagt aan een verbouwing van Museum Prinsenhof die 38 miljoen kost – en waarvoor het museum twee jaar dichtgaat, 2025 en 2026. Met een schenking van 10 miljoen door de Delftse familie Vlek en belangrijke subsidies van de provincie Zuid-Holland en de Vriendenloterij is het bedrag van 38 miljoen bijna rond. Er ontbreekt nog 4,5 miljoen, Museum Prinsenhof hoopt op een bijdrage van het Rijk.

Van dat geld wordt straks niet alleen de toegang, maar het hele museum aangepakt. Met zijn vele smalle trappetjes, zijn kruip-door-sluip-door zalen en zaaltjes, zijn gebrek aan moderne klimaatbeheersing met om die reden overal met luiken afgedekte ramen, voldoet het gebouw niet meer aan de eisen van de tijd. „Het is een beetje een doolhof”, zegt Janelle Moerman, de directeur, terwijl we over eeuwenoude stenen vloeren van zaal naar zaal lopen: „Kijk je uit?”, waarschuwt ze bij op- of afstapjes. De afgedekte ramen maken niet alleen dat de voorgevel één lange muur lijkt, maar ook dat je als bezoeker van het gebouw al snel je oriëntatie kwijt bent: vrijwel nergens is zicht naar buiten.


Lees ook
Een Jan Schoonhoven boven de schouw

<strong>Jan Schoonhoven, </strong><em>64 rectangles </em>, 1965. Legaat Corrie de Boer – Collectie Museum Prinsenhof Delft.” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/02/van-doolhof-naar-toegankelijk-museum-met-ac280c298gelaagd-nationaal-verhaalac280c299-prinsenhof-in-delft-wordt-voor-38-miljoen-verbouwd.jpg”><br />
</a> </p>
<p>Dat alles heeft niet tot gevolg dat de bezoekers wegblijven. Vorig jaar nog leverde de tentoonstelling <em>Het Delft van Vermeer</em> het museum 71.000 bezoekers op, enkele jaren eerder was er een blockbuster (90.000 bezoekers) over Pieter de Hooch, ook hij woonde in Delft. Museum Prinsenhof legt zich toe op ‘Delftse meesters’ (onder wie ook hedendaagse kunstenaars), Delftsblauw aardewerk en nationale geschiedenis. Het ‘Prinsenhof’ is vernoemd naar zijn beroemdste bewoner, Willem van Oranje. Hij werd er in 1584 vermoord door Balthasar Gerards, de kogelgaten in de muur maken deel uit van de museumcollectie. „Museum Prinsenhof Delft is een museum met een nationaal verhaal”, stelt de Businesscase. „Hier ligt de basis voor het ontstaan van ons land.”</p>
<p>Maar dat ‘nationale verhaal’ wordt na de verbouwing wel anders verteld, zegt Janelle Moerman. „Het is een gelaagd verhaal dat ook keerzijden heeft. En precies die verschillende kanten willen we hier laten zien. Tot nu toe hebben we onze thema’s geschiedenis, aardewerk en meesters min of meer gescheiden, ze staan opgesteld in verschillende zalen. Straks willen we er een meer chronologisch verhaal van maken, waardoor er bijvoorbeeld ook aandacht kan komen voor vrouwen die in de geschiedenis onderbelicht zijn gebleven of de invloed van het koloniale verleden op de welvaart van de stad.” </p>
<p><dmt-image-wrapper class=

Impressie van de verbouwing van het Museum Prinsenhof Delft: de binnentuin met lift en trappenhuis
Beeld BiermanHenket Achitectuur

Uit glas opgetrokken

Janelle Moerman is directeur sinds 2017. Ze is van meet af aan betrokken geweest bij de plannen voor de verbouwing, die vóór de schenking door de familie Vlek in 2021 nog werden afgeblazen als te duur voor de gemeente, die toen moest bezuinigen. Belangrijkste vraag bij de plannen: hoe kun je moderniseren zonder aantasting van het monument? Janelle Moerman: „We hadden het geluk dat er in vijfhonderd jaar maar één drastische ingreep is geweest, een verbouwing van zeventig jaar geleden. Toen zijn er aanbouwen bijgekomen die historiserend zijn, ze lijken honderden jaren oud maar zijn dat niet.”

De aanbouwen verdwijnen om plaats te maken voor wat transitruimtes worden genoemd: twee uit glas opgetrokken bijgebouwen met liften en trappen, aan elke kant van het museum één. Op dit moment ontbreekt een lift nog geheel in het museum. „Maakt u gebruik van een rolstoel of rollator?”, waarschuwt de museumsite, „dan kunt u deze gebruiken als loop- en zithulp; voorwaarde hiervoor is dat u er zelf, of met begeleiding, trappen mee op en af kan.”

Voor een betere toegankelijkheid worden ook veel vloeren er tegel voor tegel of plank voor plank uitgehaald, waarna ze hoger of lager opnieuw worden gelegd om zo zonder op- of afstapjes op elkaar aan te sluiten. Waar dat niet kan, komen heffers: mini-trapliften voor het overbruggen van twee of drie traptreden. Hier en daar worden tussenmuren weggehaald, ook dat zal bijdragen aan een gevoel van meer ruimtelijkheid.

Maar misschien wel het belangrijkste: doordat er moderne klimaatbeheersing komt, kunnen straks de luiken voor de ramen worden weggehaald. Janelle Moerman: „Je krijgt dan een heel andere beleving van het museum, overal waar je loopt heb je zicht op de tuin of de stad.” En omgekeerd: wie langs het museum loopt zal door de nu nog afgedekte ramen in de gevel letterlijk naar binnen kunnen kijken. Het lage poortje krijgt een keramieken omkransing „en zal dus veel meer opvallen”. Eenmaal door het poortje zal ook duidelijk zijn waar de nieuwe entree is, een pad door de tuin leidt er straks rechtstreeks naar toe.